De Piemonte is het Nieuwe Toscane. Alleen nog een tikje culinairder. Niet voor niets zetelt de slowfood-beweging er. Piemonte met z’n Barolo-wijnen, truffels uit Alba, vitello tonnato en bagna cauda – warm bad. Shared dipping in een warme knoflook-ansjovissaus.
De meeste Italië-gangers zweren bij Toscane. De glooiende heuvels, de pittoreske dorpjes er boven uitgestrooid, het eten…
Maar dat alles en méér vind je ook in het noordelijker gebied dat een stuk minder toeristisch is: de Piemonte.
En zoals Toscane zijn eigen culinaire stokpaardjes kent, zo heeft het HQ van de slowfood-beweging die ook. Van de witte Alba-truffel tot vitello tonnato en Barolo-wijn.
Nog zo’n typisch Piemontees gerecht is bagna cauda, letterlijk ‘warm bad’. Iets soortgelijks serveren ze in de Franse Provence als aïoli, uit welke naam je meteen het hoofdingrediënt van deze koude groenten met warme dip kunt filteren. Namelijk knoflook. Véél knoflook.
Maar bestaat in de Provence de dip enkel uit knoflook en olie, in Italië wordt daaraan ansjovis toegevoegd. Wat – eerlijk=eerlijk – de saus toch net wat meer diepte geeft. Ander verschil: de Provençalen dippen meestal met gekookte groentes.
De Italiaanse variant lijkt wat op de Zwitserse fondue, met een warmhouder in het midden voor de saus. Liefst in een seventies-achtige constructie.
In die warme saus doop je met z’n allen de rauwe groentes, waaronder cardi (kardoen, een artisjoksoort), maar ook brood.
Shared dipping. Wel zo handig als iederéén naar knoflook stinkt.
© Tekst: Marjan Ippel, Talkin’ Food® 2016
Meer foodlingo hier